Maandag 17 september
Na weer een slapeloze nacht vanwege de jetlag valt het ons op dat het niet meer regent. Na een blik naar buiten te hebben geworpen kunnen we concluderen dat het een mooie dag (qua weer) gaat worden. Er zitten wat reepjes blauw in de lucht en de vogeltjes fluiten.
Na een ontbijt buiten (wel met trui aan, de temperatuur is niet om over naar huis te schrijven..) en een leuk gesprek met onze Canadese buren rijden we weg richting het noorden via Highway 1 (ook wel Island Highway genoemd).
Duncan is bekend als de Stad van de Totems (er zijn er meer dan 80 in de stad en langs de weg). Het is de thuishaven van het Cowichan-volk, dat beroemd is om zijn houtsnijkunst. We bezoeken het Quw'utsun Cultural and Conference Centre waar we een film bekijken waarin ook andere aspecten van hun cultuur worden getoond. De tuin staat vol met prachtige totempalen.
Groot verschil met Chili en Argentinie is dat het Indianenvolk hier niet tot op de laatste persoon is uitgemoord. Het schijnt zelfs dat men uit medelijden voor wat er in het verleden allemaal gebeurd is, de Indianen een enorm belastingvoordeel heeft verleend bij het opzetten van hun eigen bedrijf. Laten die Indianen nou geweldige ondernemers zijn en de gehele Casino-keten tot een florerend geheel hebben te omgetoverd.... Dat lag natuurlijk niet in de lijn der verwachtingen. Dit is trouwens de situatie in de USA, hoe het hier geregeld is is ons eigenlijk niet bekend.
Na Duncan komen we aan in het stadje Chemainus, dat faam geniet om zijn muurschilderingen. Het stadje staat bekend als 'The Little Town That Did' vanwege het dramatische herstel in de vroege jaren tachtig van wat het definitieve einde leek. Door de straatkunst heeft deze haven in het zuidoosten van Vancouver Island de titel 'grootste openluchtgalerie van Canada' gekregen. De ondernemende inwoners bedachten het Festival of Murals. Gebaseerd op het succes van de eerste vijf muurschilderingen van 1982, zijn er nu in totaal 34 te zien, die de geschiedenis en het culturele leven van de stad uitbeelden, zoals houthakkers, een locomotief, het interieur van de firma c1917 en portretten van indianenstamhoofden.
Vervolgens rijden we door Nanaimo, dat bekend staat als een levendig vissersplaatsje. Wij vinden het echter een vieze stad waar je niet kan parkeren. We rijden dus door via Highway 4 naar het westen. Cameron Lake komt in zicht en vervolgens het majesteitelijke oerbos van Cathedral Grove. Hier staan enorme Douglassparren, sommige wel 800 jaar oud. De grootste is 76 m hoog, 3 m breed en heeft een omtrek van 9 meter. Al wandelend onder het bladerdak tussen de enorme stammen lijkt het alsof je in een natuurlijke kathedraal bent. We doen een 500 m lange wandeling langs enkele van de oudste bomen, inclusief uitleg over het eco-systeem.
Als we weer verder rijden zien we ineens een man op de weg liggen, echt maar net op de vluchtstrook. Zijn hoofd en bovenlichaam zijn afgedekt door een jack. We schrikken ons kapot en zien de auto voor ons ook twijfelen. We kunnen echter nergens stoppen en het ziet er wel naar uit dat hij overleden was. We hebben dus geen actie ondernomen (er vanuit gaande dat zoveel andere automobilisten dit gezien hadden). We blijven er echter maar over nadenken wat hierachter zou kunnen steken, het geeft helemaal geen goed gevoel.....
Via Port Alberni komen we bij het laatste gedeelte van de rit dat naar een werkelijk ongerept landschap leidt. We tanken maar even helemaal vol na Sproat Lake omdat je van hieraf 85 km niet kunt tanken. We passeren de Sutton Pass en stijgen via een serie scherpe bochten naar het Clayoquot Plateau. We rijden door naar Tofino waar we een plek uitzoeken op Mackenzie Beach Resort, dat een indoor zwembad met zout (zee-)water heeft. We vinden een mooi plekje en maken onze in een supermarkt gekochte fles Chardonnay open. Hij smaakt vreemd en we krijgen er geen 'warm' gevoel van. Het blijkt alcoholvrije wijn (dus dure druivensap) te zijn....
Na een half uurtje zwemmen in het zwembadje lopen we naar het dorp. Toch nog een half uur flink doorstappen. 'Tofino blijkt ook niet meer voor te stellen dan een paar straten met vooral aanbieders van allerlei excursies (whale- en bearwatching). We besluiten morgen maar op eigen houtje het gematigd regenwoud te gaan verkennen. We vinden een leuk eettentje (eigenlijk weer een Ierse pub..) in een houten huis op palen boven het water in het havengebied.
woensdag 19 september 2007
Abonneren op:
Reacties posten (Atom)
1 opmerking:
IIIEEEKS! een dooie: dat kan ik me daar wel voorstellen, zo uitgestrekt: ik zou ook niet stoppen als buitenlanders...erie..
grtjs Roos
Een reactie posten